Verslag Overlegvergadering 4 november 2013

Internationalisering, BSA en een presentatie van de verbouwingsplannen voor Heyendaal Zuid.

Op maandag 4 november was het alweer tijd voor de tweede gezamenlijke overlegvergadering van het jaar. Hierin vergadert de USR met de personeelsgeleding van de universiteit (OR) en het college van bestuur.

Collegevoorzitter Gerard Meijer startte met een presentatie over de toekomstplannen voor de verbouwing van campus Heyendaal. Hij presenteerde een stappenplan, waarin de campus in drie fases wordt verbouwd. Eerst werd het Grotius gebouwd, waar de Rechtenfaculteit naar toe zal verhuizen. Vervolgens zal het Spinozagebouw tegen de vlakte gaan en zal de Managementfaculteit naar het Gymnasion verhuizen, waar de HAN zal vertrekken en een stuk zal worden aangebouwd. Dat er is gekozen voor nieuwbouw in plaats van renovatie is vooral een financiële afweging. In de laatste fase gaat ook de Thomas van Aquinostraat tegen de vlakte om plaats te maken voor hoogbouw. Het uiteindelijke doel: een campus die beter aansluit op de huidige wensen en groener is. De Faculteit der Sociale Wetenschappen zal tot eind 2019 of 2020 in Spinoza blijven. Dat is zo’n drie jaar langer dan gepland.

Verder werd gesproken over internationalisering. Hier werden een aantal belangrijke punten besproken. Om te beginnen was de USR zeer verheugd met het plan van het college om het Erasmusprogramma, op te laten volgen door het uitgebreidere Erasmus Plus. Hiermee kun je niet alleen in Europa, maar ook elders ter wereld studeren of stage lopen.

Het CvB stelde daarnaast dat de helft van de afgestudeerden in 2018 minimaal vijftien studiepunten in het buitenland heeft gehaald. ‘Vrijblijvendheid maakt plaats voor inbedding en kwaliteit’, zo stelt de betreffende notitie. De USR vindt het goed dat studenten meer gefaciliteerd zullen worden om naar het buitenland te gaan, maar staat kritisch tegenover het verplichtende karakter van deze regeling. Ten slotte gaf het college aan, dat het Engels een meer centrale plaats zal krijgen binnen de universiteit. In 2018 zullen er vijf volledig Engelstalige bacheloropleidingen zijn. Daarnaast werd er gesproken over de eventuele invoering van verplichte Engelse minoren. De concrete invulling van deze internationaliseringsplannen laat het CvB aan de faculteiten.

Kortmann is duidelijk over de te varen koers: ‘We willen geen Engelstalige universiteit worden, maar een tweetalige universiteit.’ Hij kan zich absoluut geen opeiding voorstellen waarbij een buitenland verbijf geen verrijking zou zijn voor de student.

Ook de evaluatie van het bindend studieadvies (bsa) kwam aan bod. Studenten halen meer studiepunten in het eerste jaar dan voorheen en meer studenten halen hun propedeuse in één jaar. Van deze opgaande trend was echter al sinds meerdere jaren sprake en de bijdrage van het bsa is daarin niet direct duidelijk. De OR en USR stelden daarop dat het wellicht nog te vroeg was om uitspraken te doen en dat deze evaluatie in het vervolg misschien beter in een latere cyclus kan plaatsvinden. De rector sloot zich hierbij aan en gaf aan dat het bsa in de komende jaren nog uitgebreid besproken zal worden. Een punt dat voor veel discussie zorgde, was het punt rondom de ‘herbeginnende student’. Studenten die zich in het eerste jaar vóór 1 maart uitschrijven mogen het jaar daarop aan dezelfde studie beginnen, mits zij dat in jaar hun propedeuse halen. De USR en de OR vinden deze regeling wel erg streng en stelden daarom een norm van 50 ec voor. Het college ging hier helaas niet in mee.

Tijdens de rondvragen kwam de ‘herfstvakantie’ ter sprake. Op een vraag van de USR over de beperkte openingstijden van voorzieningen in week 42 antwoordde Meijer onduidelijk, maar hij gaf aan hier nog eens goed naar te kijken en in het vervolg zal de USR betrokken worden bij het opstellen van de agenda voor de UB. Ook werd het college gewezen op de onvolledigheid van de scriptiecatalogus in de UB, maar daar gaf Kortmann aan alleen de absolute ‘voorbeeld’ scripties beschikbaar te willen stellen. Ten slotte werd ook het uitleenbeleid van de UB bevraagd. Dhr. Meijer antwoorde hierop dat voor de specifieke keuze voor deze drie tijden een zeer goed doordachte was, maar dat goed zal worden gekeken of de nieuwe regeling zijn vruchten afwerpt.