Column van Joep Bos-Coenraad bij Rector on Tour

Afgelopen dinsdag ging de rector on tour naar de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. De middag werd geopend door een column van oud-USR-lid Joep Bos-Coenraad. De column, die hij op zijn blog plaatste, is hieronder te raadplegen. Een echte leestip!

De leden van de facultaire studentenraad vroegen mij of ik een column wilde voordragen voor het mooie terugkerende “Rector on tour” programma aan mijn faculteit. En hoewel ik op vrijwillige basis eigenlijk geen columns wil schrijven voor studenten die met een gratis lunch gelokt moeten worden, maak ik voor de komst van onze Rector Magnificus graag een uitzondering.

Mijnheer Kortmann en ik kennen elkaar nog uit de tijd dat ik, als lid van de Universitaire Studentenraad, met kritische vragen het college van bestuur uit de tent probeerde te lokken, in de hoop dat zij hun beleid van een beter doordachte inhoud zouden voorzien. In die tijd sprak ik Mijnheer Kortmann meestal aan met “Beste heer Kortmann”, maar niet lang daarna had ik een hele inspirerende ontmoeting met zijn broer. Met de kwalificatie “beste” ben ik sindsdien wat terughoudender, maar een aardige man is het zeker, die mijnheer Kortmann. Nooit te beroerd voor een goede discussie, en bovendien rebels genoeg om zijn onvrede over de landelijke koers wat onderwijs betreft te ventileren. Het organiseren van de grootste optocht van hoogleraren in toga uit de Nederlandse geschiedenis, zo’n 1000 stuks, is daarvan een indrukwekkend voorbeeld.

En zo’n betrokken Rector Magnificus is erg prettig, zolang hij voor hetzelfde doel staat als jij tenminste. Het is immers de man bij uitstek die iets in de melk te brokkelen heeft waar het het Radboudiaanse onderwijsbeleid betreft. Trots was ik dan ook toen ik las dat mijnheer Kortmann het door de Vereniging van Universiteiten (voorheen de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) gestelde minimum van 12 contacturen per week eigenlijk nog aan de slappe kant vond. Dat mogen er volgens hem best 15 zijn.

Nu zult u misschien lachen. 15 contacturen. 15 uur hoorcollege, werkcollege of practicum. Daar zit een gemiddelde Bèta-student op woensdagmiddag al aan. Sterker nog, ik herinner mij uit mijn FSR jaar dat het faculteitsbestuur het aantal contacturen bij enkele studies juist expliciet wilde reduceren tot maximaal 20 per week, waarschijnlijk met een zalentekort of een bezuinigingsslag in het achterhoofd. Desalniettemin verdient onze rector lof voor zijn stellingname. Want bij veel opleidingen is het onderwijs nog lang niet zo stimulerend als aan onze faculteit. En laten we eerlijk zijn: er zijn maar weinig studenten die zich naast 12 contacturen de volle 28 resterende uren in de werkweek tot zelfstudie kunnen motiveren, wat dat betreft zijn studenten net mensen. Geef ze impulsen en ze komen te leven.

En ondanks de tegenvallende rendementen van ons mensenschuwe exacte betweters – hee, kwaliteit moet je niet overhaasten! -, merken we dat de rector zo nu en dan jaloers is op de inzet van onze studentenpopulatie. Misschien ook niet zo vreemd als je af en toe de zoutzakken bij Rechtsgeleerdheid achter hun laptops in de collegezaal ziet zitten. Volgens mijnheer Kortmann worden op FNWI de hele week door fanatiek “SOMMEN GEMAAKT” in groepsverband, die vervolgens in een werkgroep worden besproken. Een methode die zich ook uitstekend zou lenen voor opleidingen als Psychologie en Rechtsgeleerdheid.

Zelf heb ik bij “sommen maken” een nogal pejoratieve connotatie die weinig blijk geeft van het onderscheid tussen ordinair rekenen en elegante wiskunde. Controleer je een balans, of pas je wat alledaagse statistiek toe, dan maak je volgens de meeste bèta’s een ordinaire som.

Een decadente natuurwetenschapper daarentegen vindt zichzelf enkel goed genoeg voor het volwaardig onderzoeken, afleiden en bewijzen van materie. Maar de heer Kortmann is een jurist en bedoelt het waarschijnlijk niet verkeerd, maar, heuswaar, juist goed.

En daaruit schemert al een beetje de complexe taak van de rector van een brede universiteit voort. Anno 2011 is niemand meer bèta, jurist, econoom, medicus, sociale wetenschapper en geesteswetenschapper tegelijkertijd. Enerzijds wordt er zoveel mogelijk beleid aan de faculteiten overgelaten om het bij hun studenten en vakgebieden te laten aansluiten. Anderzijds ontkomt men er niet aan af en toe juist ook universiteitsbrede regels te stellen, en te leren van elkaar. Maar waar wordt wat voor wie besloten?

We willen allemaal een universiteit die meer is dan de som van de faculteiten. Als chemicus wil je in je vrije ruimte ook eens een mooi vak kunnen volgen aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Dat is, echt waar, hartstikke interessant. Ik kan het weten, want dat heb ik in mijn bachelor ook gedaan. Zo makkelijk heb mijn studiepunten bovendien nog nooit verdiend! Maar dat terzijde. Aan de andere kant zitten bèta’s niet te wachten op een centraal aangestuurd IT-clubje dat onze goed werkende Linux-computers komt herinstalleren met Microsoft-Windows met een teletubbie-interface. Goede bedoelingen maar ontoereikende kennis van domeinspecifieke details kunnen alsnog tot slechte besluiten leiden.

In de praktijk worden kritische medezeggenschappers nogal eens van het kastje naar de muur gestuurd: “dat moet van de rector”, antwoordt de vice-decaan onderwijs op een vraag van de Facultaire Studentenraad, waarop de Rector bij navraag ontkracht “nee hoor, dit is decentraal management, dat mogen faculteiten lekker zelf uitzoeken”. Een effectieve, maar wanneer bewust ingezet, oneerlijke afwimpel-manoeuvre, die betrokken kritische studenten jaarlijks veel tijd en frustraties kost.

In werkelijkheid worden aan dit plaatje nog het ministerie van OCW, de onderwijsinstituten en het ongrijpbare college van decanen toegevoegd, zonder heldere referenties naar zwart-op-wit stukken. Daar kan onze universiteit helaas nog veel van leren. Als het nergens controleerbaar staat vermeld, dan heeft het geen waarde. Transparantie. De kernwaarde van iedere zuivere academicus. Zoals een publicatie niet wordt geaccepteerd zonder referenties bij haar statements, zouden studenten het niet langer moeten accepteren als een decaan of vice-decaan weer eens iets over de schutting kiepert zonder referentie waaruit blijkt dat het op dat specifieke niveau ondergebracht is.

En als het college van bestuur niets te verbergen heeft, dan zou het ook de nieuwsredactie weer meer middelen en vrijheden mogen geven en radiostiltes tot het verleden laten behoren. Op een universiteit moeten we niet geheimzinnig doen over wat er gebeurt en waarom dat gebeurt, we moeten juist trots zijn op onze universiteit. Hier wordt fantastisch onderzoek gedaan en ook veel van onze opleidingen zijn van hoog niveau. Dat moeten we juist krachtig ventileren, en publicitaire tegenvallers op de koop toe nemen! Waar komt toch dat verlangen naar achterkamertjes en mediacontrole vandaan? Mijnheer Kortmann, kunt u ons dat vertellen?